Storyboard

Introduceer je hoofdpersoon en andere kernpunten zoals situatie en onderwerp zo vroeg mogelijk. Dit helpt om de basis van je verhaal stevig neer te zetten en zorgt dat de kijker meteen snapt waar het om gaat.

Als er meerdere uitingen onder hetzelfde project of programma vallen, zorg er dan voor dat zo veel mogelijk dezelfde personages worden gebruikt. De persoon die bijvoorbeeld een financieel adviseur in animatie 1 is, dient ook een financieel adviseur te zijn in animatie 2. Hiermee creëer je herkenning.

Daarnaast is het vaak effectief om aan het eind een 'verbeterde' situatie te laten zien ten opzichte van het begin. Zo maak je de impact van het verhaal direct duidelijk. En als je opsommingen hebt, zorg dan dat die visueel gemakkelijk te volgen zijn.

Varieer in het gebruik van verschillende soorten shots om je verhaal boeiend en dynamisch te maken. Probeer te voorkomen dat je steeds dezelfde soort shots achter elkaar gebruikt, want dat kan snel eentonig worden. Door af te wisselen tussen bijvoorbeeld wide shots, medium shots en close-ups, houd je de aandacht van de kijker vast en geef je meer diepte aan je verhaal.

Gebruik zoveel mogelijk natuurlijke transities, zoals een camerabeweging of een object dat het beeld tijdelijk bedekt, om soepel naar een nieuwe situatie over te schakelen. Zorg ervoor dat realistische objecten, zoals gebouwen, niet uit het niets in beeld verschijnen, omdat dit een goedkope of onprofessionele indruk geeft. Plotse verschijning en verdwijning is wel wenselijk voor abstracte elementen, zoals iconen.

Ook is het belangrijk om het handelingsperspectief goed te laten zien. Als er bijvoorbeeld wordt gezegd "Dit doe je bij de Gemeente", laat dan in het beeld zien hoe iemand dat daadwerkelijk doet, zoals het telefonisch maken van een afspraak of een bezoek aan een locatie. Zo maak je het voor de kijker heel duidelijk wat de bedoeling is.